Een succesvolle doodaassessie met Krijn van Urk!
De herfst is inmiddels ingetreden, de watertemperatuur daalt en het weer wordt kouder. Tijd voor het vissen met doodaas! Krijn van Urk neemt ons in dit prachtige gastartikel mee op een succesvolle sessie. Lees snel verder!
Tekst en foto’s: Krijn van Urk
HET NAJAAR IS BEGONNEN
De zomer is inmiddels voorbij,de herfst kondigt zich aan. Vroeg donker, later licht en een vaak stevige wind. Lagere temperaturen en, dat kan niet anders, een flinke hoeveelheid plensregen. Maar… het is wél het jaargetijde dat mijn sportvissersbloed weer begint te tintelen, want het vissen op snoek, mijn veruit favoriete sportvis, komt weer op gang. De plantengroei sterft langzaam af, er komt weer veel water vrij en door de flink lagere watertemperatuur kan er probleemloos nu op snoek gevist worden. Wat ik bijzonder graag doe, en mensen die me kennen weten dat, is het vissen met doodaas onder de dobber op snoek. Vissen met kunstaas doe ik ook bijzonder graag maar dat doodazen onder de dobber vind ik persoonlijk veruit de meest spannende manier om de snoek te bevissen. Waarom? Nou dat is vrij eenvoudig uit te leggen: zodra de dobbers te water gelaten zijn is daar gelijk die ongedefinieerde spanning. Die twee oranje toppen, dansend op de deining van het lichtgolvende water, daar gaat iets aparts vanuit. Geen beweging blijft ongezien en steeds worden de ogen die richting opgetrokken. Want je weet: ineens kan de dobber verdwenen zijn en kan er een avontuur beleefd worden met vaak een vis van een flink formaat!
WE KUNNEN WEER!
Ik ga deze ochtend weer voor het eerst op pad met de dobbers. Spullen in de auto geladen en richting het haventje vlakbij in de buurt. Ik heb het grote geluk om direct aan één van de Randmeren te wonen, en hoef voor grote snoek eigenlijk mijn dorp niet uit. Hemelsbreed woon ik er ca 700 meter vandaan. En dat is gewoon een luxe,zeker als je vaak genoeg hoort én ziet dat veel medevissers er vaak kilometers voor moeten rijden. Eenmaal aan de waterkant gekomen ga ik op mijn gemak de boel uitladen. Het weer is goed. Een zwak windje uit het zuiden zorgt voor een kabbeltje op het water, af en toe zon en de temperatuur is aangenaam. Links van me zijn een paar meerkoeten zoals altijd nogal druk en lawaaierig aan het doen en een jonge fuut,net op eigen benen,zwemt wat verloren rond en weet zich met zichzelf nog niet goed raad. Intussen heb ik mijn cradle uitgezet, mijn grote landingsnet in orde gemaakt en de hengels uit het foedraal gehaald. Twee 12 ft slanke carbonhengels van 2,75 lb, daaronder 2 Penn molens met daarop een gevlochten lijn van ca 25 honderdste met 36 lbs trekkracht. Dat is een stevig spulletje, maar vergeet niet dat er hier overal boten liggen, er staan dukdalven en beschoeiingen en de vis is niet alleen volop actief nu maar ook beresterk. Behalve dat de molens voorzien moeten zijn van een meer dan uitstekende slip, moet je gewoon soms brute kracht zetten om een flinke snoek uit de buurt van dergelijke obstakels te houden. Maar dat zijn juist de plekken waar je ze moet zoeken. Dus dat stevige materiaal is gewoon pure noodzaak. Twee slanke 15 grams dobbers plus een titanium onderlijn van 50 cm, en een dreg maatje 3 maken de zaak compleet.
LESS IS MORE!
De dobbers worden zó uitgelood dat ze nét ca 2 cm boven water staan. Zo min mogelijk weerstand. Grote snoek verwacht namelijk bij het grijpen van een prooi geen weerstand. Voelen ze dat, dan spugen ze het aas net zo snel weer uit. Dat is ook de reden dat ik vrijwel altijd slanke dobbers gebruik en niet van die bolle boeien. Grote snoek is namelijk niet voor niets zo groot geworden: het zijn de sterkste, de grootste en de slimste vissen van hun soort. Absolute overlevers, die het alleen gered hebben door een gezonde portie achterdocht en door alles met een zekere argwaan te bekijken. Dat zie je tegenwoordig trouwens goed op die onderwatercamera’s. Soms minutenlang ligt een forse snoek die hangende aasvis te bekijken. Logisch want een dode vis drijft of ligt op de bodem maar hangt niet stil in het water. Besluit dan zo’n vis om toe te happen dan mag er ook niet dát aan mankeren. Heb je op die manier je zaken goed voor elkaar dan bestaat de kans dat er een flinke snoek op komt. Nog iets over de dreg en het landingsnet: de dreg hoeft niet zo groot te zijn, als ie maar én vlijmscherp is, én van uitstekende kwaliteit. Álles moet van goede kwaliteit zijn, want je bent tenslotte met dieren bezig en ook nog eens met vrij kwetsbare dieren. Snoek en vooral grote snoek is kwetsbaar. Dat vereist dermate goed materiaal dat je een gevangen vis onbeschadigd terug kan zetten. Dat ben je als sportvisser sowieso aan jezelf verplicht, maar bij snoek geldt dat in het bijzonder. En knijp die weerhaken plat. Dat bobbeltje houdt genoeg tegen en het onthaken is in tijd van een seconde gebeurd. Een klein rond gaatje is alles wat je ziet. Dan dat net. Koop dat zo groot mogelijk. Nog te vaak zie je van die veel te kleine netjes. Grote snoek zit overal en vanaf een hogere kade moet je ook goed kunnen werken. En neem beslist geen karpernet. Die netten van micromesh zijn inderdaad groot, maar snoek heeft vaak de vervelende gewoonte om in het net te gaan rollen. In een micromesh net rolt ie zich compleet vast, beschadigt zich en het wordt een hels karwei om het beest te bevrijden. Een groot net met rubber mazen voorkomt een hoop narigheid.
KAKELVERS AAS
Dan krijgen we eigenlijk het belangrijkste: het aas. Persoonlijk gebruik ik het liefst verse aasvissen. Voorn en blei. Verse aasvissen zijn vrijwel altijd superieur aan diepvriesaas. De enige aasvissen uit de vriezer die ik gebruik zijn hors – en gewone makrelen. Want eenmaal ontdooid houden ze én hun geur én hun verse “look”. Bevroren zoetwatervis,eenmaal ontdooid,wordt erg gauw een kleurloze hoop snot waar geen snoek met goed fatsoen nog naar omkijkt, tenminste, dat is mijn persoonlijke ervaring. Even terzijde: kijk bij het aanschaffen van bevroren aasvis, want niet iedereen heeft de gelegenheid om zijn aasvissen zelf te vangen, goed in de verpakking. Zitten er van die bruine klonten ijs in? Laten liggen. Die zijn namelijk al eens ontdooid, en dan komt er bloed vrij. Zijn dergelijke aasvissen opnieuw ontdooid dan zijn ze binnen de kortst mogelijke tijd waardeloos. Kleurloos, reukloos en het valt in brokken uit elkaar. Zonde van het geld want aasvissen zijn bést aan de prijs tegenwoordig. Goed bevroren aas zit zuiver en vol kleur verpakt.
AAN DE SLAG!
Goed, we gaan vissen! De hengels zijn beaasd, de zwemblazen doorgeprikt en de aasvissen zijn op de haak geprikt. Ik heb voorns van circa vijftien centimeter erop gezet. Gezien de hoeveelheid klein grut wat er zwemt hoeft het allemaal niet zo groot. Aanpassen aan wat er zwemt werkt nog altijd het beste. Een hengel werp ik rechts van me in, zo’n vijftien meter uit de kant. Het windje drift de dobber richting de boten aan de kant, en grote kans dat daar een snoek onder ligt. De waterdiepte is hier 2,5 meter maar er staat nogal wat plantengroei en de vis is nog actief, dus heb de dobbers afgesteld op circa een meter. De andere hengel werp ik links in, ongeveer vijfentwintig meter uit de kant. Hengels op de cradle gelegd, beugel open en dan is het afwachten. Ondertussen steek ik een sigaartje op en geniet volop. Kijken naar de reuring van de watervogels, maak een praatje met een passant die zijn hondje uitlaat en hou ondertussen de dobbers in de gaten. Ik kijk beurtelings van links naar rechts. Uit ervaring weet ik dat er rond deze tijd er regelmatig (forse)snoek op deze plek kan liggen. Veertig meter naar links is een ophaalbruggetje, met daarvoor een vijf meter lange rij meerpalen. Ideale stek. Opeens ben ik links een dobber kwijt. Aanbeet! Zo’n twee meter van een bootje zie ik nog net de dobber. Plopt even boven, waggelt een beetje en verdwijnt definitief. De hengel heb ik inmiddels ter hand genomen. Ik sluit de beugel en met een stevige haal zet ik de haak. De hengel trekt in een aardige bocht, maar aan de weerstand aan de andere kant voel ik direct dat de vis niet groot is. Dat voel je gewoon. Direct wat nerveuze rukken en een kort en snel heen en weer zwemmen. Al gauw laat de vis zich zien, en een minuut later ligt ze in het net. Een fraai snoekje van circa zeventig centimeter. Het dregje zit vooraan in de bek, dus onthaken is zo gebeurd. Even een fotootje maken en de vis kan terug. De kop is eraf! Dat geeft de burger moed zullen we maar zeggen, en een blij, tintelend gevoel is mijn deel. Ach, al is het maar een klein snoekje: ik ben er toch blij mee. Leuke aanbeet en ik geniet er altijd van, ongeacht de grootte van de vis. Snel een verse voorn eraan en de montage kan terug!
JACKPOT!
Een half uur later gebeurt er waar ik al op hoopte: de rechter dobber zie ik ineens rustig onder water verdwijnen. Zo’n tien centimeter onder water blijft het spul staan. Vrijwel altijd een aanbeet van een forse vis. Kleine snoek gaat nagenoeg altijd met zijn prooi ‘aan de wandel’, grote snoek grijpt en werkt het gelijk weg. Snel slaan. Liever een misser dan een slikker. Met een stevige haal zet ik weer de haak. Ik sla vast. Vast met een hoofdletter V.. ‘Dit is een goeie’ mompel ik in mezelf. De snaarstrakke lijn krijgt een eigen leven, koerst naar de kant. De vis slaat een haak, en de lijn vliegt langs de bootjes richting het midden. De vis springt al kopschuddend in zijn geheel boven water en ik zie gelijk dat het een flinke vis is! De snoek komt dan rustig mee richting de kant, ik zie haar en zij mij. Aanleiding om gelijk vol gas richting het midden te sprinten, daarbij de hengel in een fraaie bocht zettend. De molenslip doet opnieuw krijsend zijn werk. De vis koerst recht op de rij meerpalen af, en nu wordt duidelijk waarom stevig materiaal hier absolute noodzaak is: ik moet voorkomen dat ze de palen bereikt. Want zwemt ze eronder door dan raak ik haar geheid kwijt. Ik zet de onderkant van mijn hengel in mijn heup, en ga met mijn volle gewicht in de hengel hangen, de lijn afremmend met mijn duim. Ondanks dat de slip al behoorlijk stevig afgesteld staat. Maar dat kán gewoon met deze combi. Het is allemaal gewoon sterk zat daarvoor. Het lukt me de vis te keren, en dan gaat ze wat onzeker heen en weer zwemmen. Zoals alle snoek doet wanneer ze gehaakt zijn. De runs zijn er nog wel maar worden steeds korter. Dan is het moment daar dat ze op haar zij ligt, en rustig dirigeer ik haar het net in. Goed uitgedrild. Niet te kort en niet te lang. Neem er de tijd voor. Nog te vaak wordt snoek te snel geland en dan gaat de dril door in het net of erger: op de kant. Met alle beschadingen van dien. Laat de vis uitrazen waar het hoort: in het water. Enfin; ik til haar op, en zie én voel: dit is een vis van formaat! Die gaat de meter wel over. Eenmaal in de cradle onthaak ik haar. De haak zit in het gehemelte met 1 haakpunt en is zo los. Ik meet haar en kom op 1.03 meter. Mijn eerste meterplus vis dit jaar! Gauw wat plaatjes schieten! Dat is makkelijk, want er zijn inmiddels aardig wat belangstellenden die graag even willen helpen. Altijd handig! Daarna zet ik de vis terug. Ondersteun haar even en nog wat verdwaasd verdwijnt ze rustig weer de diepte in. Blij! Euforisch! Want de vangst van een dergelijke vis geeft me altijd een enorm geluksgevoel. Heb er in mijn leven zat gevangen, maar het gevoel verandert niet. Het zal wel met jagersinstinct te maken hebben, maar goed; vissen en jagen zijn in feite hetzelfde met dit verschil: het eerste zwemt weg en het tweede is dood.
WEES HET GOEDE VOORBEELD
Ik steek rustig een sigaartje op, geniet nog na en beantwoord de vragen van de opgewonden omstanders. Dat doe ik altijd. Waarom? Nou kijk, we weten allemaal dat er een politieke partij is die de sportvisserij niet zo leuk vindt, en die het liefst ziet verdwijnen. En die daartoe continu verwoede pogingen onderneemt. Komen er dan vragen aan de waterkant, beantwoordt ze gewoon. Leg het uit. De beste manier om je passie in een goed daglicht te zetten is uitleggen en antwoord geven op de vaak enthousiaste vragen. Je geeft dan de mensen voorgoed een andere kijk op onze hobby, waarmee je die bewuste partij de wind uit de zeilen neemt. Het werpt gewoon zn vruchten af! Neem dát mee. Maar ik ga mn spullen opruimen. Het is mooi geweest. Volgende keer weer, want we hebben nog een hele herfst en winter voor ons liggen. Ik ga lekker richting huis met een uitermate voldaan gevoel!