Kunstaas, kunstaas en nóg eens kunstaas.. Door Krijn van Urk.
Krijn van Urk neemt je mee in de overweging of je wel écht zo veel kunstaas nodig hebt. Het antwoord zal je verbazen. Lees snel verder!
Het heeft even geduurd, werk en privezaken hadden voorrang, maar ik heb nu even de tijd om weer wat aan ‘het papier’ toe te vertrouwen. Ditmaal geen visavontuur, maar een item wat wij roofvissers veel en vaak gebruiken: kunstaas. Waarom zul je zeggen? Daar is al zóveel over geschreven, vált er nog over te schrijven? Jazeker wel! Vooropgesteld dat ik beslist niemand voor de schenen wil en ga schoppen wil ik het hoofdzakelijk hebben over het gebruik,de noodzaak en de hoeveelheid kunstaas. In dit geval te verdelen over: hoe,wanneer en waar gebruik je het,de noodzaak en daaraan gekoppeld de hoeveelheid die je nodig hebt.
Tekst en foto’s: Krijn van Urk.
Toen ik zo’n vijfenveertig jaar geleden begon met kunstaasvissen, ik was net 11 jaar, was er vergeleken met nu niet zoveel. Een paar merken pluggen, lepels, jigs, spinners en nét opgekomen: de Mister Twister. Spinners waren by far het goedkoopst, en mijn vader maakte ze zelf en leerde het mij ook. Ze te bouwen en ermee vissen. Zodoende heb ik vrijwel twintig jaar lang hoofdzakelijk met spinners gevist. Ik ving er uitstekend mee en het was betaalbaar. Vandaag de dag is het aanbod van kunstaas ontstellend groot. De ontwikkelingen hebben godzijdank niet stil gestaan en met name in China worden ongelooflijke hoeveelheden kunstaas geproduceerd. Het ene nóg mooier en realistischer. Over het kleurenspectrum maar te zwijgen. Het hoofddoel van kunstaas is uiteraard vis vangen. Zo was het in het verleden, en zo is het heden ten dage nog steeds, tenminste dat zóu het moeten zijn. Kijk, er wordt me nogal eens gevraagd: ‘Krijn hoeveel stuks kunstaas gebruik je in een seizoen?’. Meestal zijn dat een paar jerkbaits, wat shads, een streamer en wat spinners en pluggen. Maar dan denk ik gelijk aan de circa twaalf dozen vol kunstaas in mijn schuur, en dat ging ik van de week eens rustig bekijken en kwam eigenlijk tot een best wel verbijsterende conclusie: ongeveer 80% van het kunstaas…..gebruik ik niet! Ligt jaar na jaar in de kunstaasdoos. En dan valt een en ander een beetje op zn plek,je gaat de materie een beetje doorzien.
VISSERS VANGEN
Het hoofddoel van die gigantische berg kunstaas die jaarlijks geproduceerd wordt (ieder merk komt met zijn eigen range, en de grote Chinese kiloknallers, we kennen ze allemaal, komen al helemaal met een onthutsende hoeveelheid tegen prijzen waarvan je denkt: hoe kúnnen ze het ervoor maken). Maar terug naar het hoofddoel, het níeuwe hoofddoel eigenlijk, is tegenwoordig….sportvissers vangen. En dat dát bijzonder succesvol is weten we. Middels social media en de meest moderne computeranimaties wordt het kunstaas gepresenteerd om van te watertanden zo mooi. En we hoeven elkaar geen mietje te noemen, wij sportvissers zijn er allemaal gevoelig voor, mezelf incluis. Een nóg mooier kleurtje, rateltje , oogje, veertjes, bont erop etc. Filmpjes van de actie etc. hebben op ons sportvissersbrein direct een primitieve uitwerking: hard naar de hengelsportzaak lopen en halen die handel! Maar laten we eens een paar zaken naar voren halen, en één en ander wat uitlichten. Dat maakt het niet alleen een stukje helderder maar dan ga je ook wat nuchterder en vooral realistischer nadenken wat aanschaf en noodzaak betreft. Welnu, het mag duidelijk zijn dat als je gaat kunstaasvissen dat je kunstaas nodig hebt dat vangt. Goede trillingen veroorzaakt, de bewegingen van een prooivis zo goed mogelijk imiteert en, heel belangrijk, vertrouwen geeft. Laten we eerst eens kijken naar de vormen.
SOORTEN EN MATEN
Bij jerkbaits zijn de vormen vrijwel allemaal min of meer gelijk: die van een ietwat uitgerekte druppelvorm. Sommige zijn boller, ander slanker maar de bouw is vrijwel identiek. Alleen de formaten verschillen. Ook de actie is in veel gevallen hetzelfde: bij binnentikken van links naar rechts schieten, sommige zinken, andere drijven en weer anderen suspenderen. Dát is hun fenomenale vangkracht. Bij pluggen idem dito. Ze hebben allemaal een schoepje, sommigen langer om diepte te bereiken, en andere een klein lipje voor ondiep water en uiteraard in zinkende en drijvende uitvoering. Alleen de formaten zijn verschillend. Maar de vormen zijn hetzelfde: bolle druppelvorm of die van een sigaar. Puur omdat die vormen de ideale stroomlijn in het water hebben, zonder onnodige weerstand. Daarom hebben vissen die bouw, heeft de snoek als jager zijn bouw en zelfs de mens heeft zich op én onder water van diezelfde perfecte vorm deel gemaakt in de vorm van boten en onderzeeërs. Shads hetzelfde verhaal, zij het dat ze niet drijven maar vorm en het bewegende staartje zijn allemaal min of meer hetzelfde. Een spinner blijft een spinner. Al wordt dat ding opgetuigd als een kerstboom, zijn doel blijft hetzelfde: trillingen van het ronddraaiende blad geven roofvis de indicatie van prooi. Wat wel gigantisch verschilt zijn het kleurenspectrum en alle soorten en maten versierselen die aangebracht zijn op kunstaas. Laten we vooral één basisgedachte voor ogen houden: alles wat een flink stuk kleiner is dan roofvis is in de ogen van roofvis prooi. Voedsel. Punt.
KIES HET JUISTE
Ik had het zojuist over de spinner. Er worden heden ten dage schitterende spinners op de markt gebracht. De blaadjes in alle kleuren, de haken voorzien van veren, bont, glitters en skirts. Het zal snoek een vierkante rotzorg zijn of dat ding door het water gaat als een fancy fair kerstboom of een kale haak. Het beest voelt de trillingen, lokaliseert zijn doel en valt aan. Pluggen, jerkbaits, shads en andere softbaits hebben fantastische kleuren, tekeningen, stippen en strepen, lijken op levensechte vissen maar snoek boeit dit weinig. Ik zeg snoek maar bedoel daar uiteraard ook andere roofvissen mee. Het enige wat echt belangrijk is,is licht en donker gekleurd. Afhankelijk van de helderheid van het water en het weer. Op een zonovergoten dag in een ondiepe glasheldere poldersloot met een felroze of andere felle kleur plug,jerkbait of shad gaan vissen zal vrijwel zinloos zijn en wie op ca 5 meter water met een spinner of plug gaat vissen die niet dieper dan een halve meter gaat zal evenmin op veel succes kunnen bogen. Maar het vangt vooral sportvissers. Kijk maar eens in een hengelsportzaak of op een beurs. Sportvissers in grote getale lopen rond met allemaal van die schitteroogjes bij het zien van al dat moois. Alles moet vastgepakt worden. Wat we leerden als kind: ‘kijk met je oogjes, niet met je handjes’ is volkomen vergeten. We zijn allemaal weer die kinderen in de speelgoedwinkel.. En ik verklap je zonder schaamte dat ik dat ook ben. En dat geeft ook niet. Maar wat ik eigenlijk bedoelde te zeggen is een antwoord te geven op die vraag: hoeveel kunstaas gebruik je in een seizoen? Twee jerkbaits, twee shads, twee pluggen, twee spinners en een streamer. Negen stuks kunstaas dus. En dat is duidelijk te zien. Want al die stukken kunstaas zijn compleet kaalgekloven, gescheurd en weer gelijmd of tot een vodje gebeten. Uiteraard zijn shads gauw versleten dus daar gebruik je er wat meer van maar er gaan er altijd maar twee mee. Negen stuks. In één kunstaasdoos. Van ieder exemplaar een lichte en een donkere kleur. En er staan er hier tien. Vol. Een ieder moet uiteraard doen waar hij of zij zich goed bij voelt. Het enige wat ik hier, met het nodige geschutter van woorden omdat ik zoekende ben, duidelijk probeerde te maken is dat je in feite niet zoveel kunstaas nodig hebt. Ga na het lezen maar eens kijken in je kunstaasdozen en je rekjes. En dan, aan het einde van het seizoen, eens bij elkaar sprokkelen waarmee je gevist hebt. Het zal je verbazen hoe weinig dat is geweest!
Tot de volgende keer.